🌀 De Dadaïstische Anarchist spreekt
Het weet ik veel hoeveel luik dat hier gepresenteerd wordt, is niet slechts een beschrijving van de wereld zoals zij is; het is een getuigenis van hoe een mens deze wereld beleeft, ondergaan en weerstaat. Deel I, “De Slaafsheid van de Pen”, belicht de mechanismen van macht, gehoorzaamheid en structurele repressie. Het toont hoe taal en media kunnen worden ingepalmd, hoe waarheid kan worden vervormd en hoe burgers, jong en oud, worden teruggedrongen in stilte en passiviteit.
Deel II, “We Zijn Allemaal Iemands Kind”, vormt het tegengewicht: een oproep tot menselijkheid, een herinnering dat achter elke statistiek, elke beleidsnota, elk fragment van nieuws, een individueel hart klopt, een verhaal bestaat, een kwetsbaarheid leeft. Het benadrukt dat het erkennen van menselijke pijn en het zoeken naar warmte, mededogen en verbondenheid even noodzakelijk is als het blootleggen van macht en nalatigheid.
Het geheel is een oefening in existentiële dualiteit: verzet én compassie, woede én zorg, kritiek én empathie. Het filosofische uitgangspunt is eenvoudig maar fundamenteel: echte vrijheid en verantwoordelijkheid ontstaan niet alleen door het aanvechten van systemen, maar door het herstellen van de verbinding met de menselijke kern — het vermogen tot mededogen, het besef dat ieder mens iemands kind is.
In een samenleving die steeds meer gefragmenteerd raakt, vormt deze tekst een monument van bewustzijn: een waarschuwing én een uitnodiging. Een waarschuwing dat stilte geen neutraliteit betekent, dat onverschilligheid destructief is, en dat passiviteit medecreatie van lijden inhoudt. Een uitnodiging om, ondanks teleurstellingen, de moed te vinden te spreken, te luisteren, en de menselijke warmte nooit volledig te laten doven.
Het laatste woord is dus geen eindpunt, maar een filosofische start: een richtlijn voor handelen en denken, een houvast voor wie zoekt naar waarheid én menselijkheid in een wereld vol chaos, geluid en stilte tegelijk.
Lees Meer