Welkom in mijn literaire universum, waar creatieve vrijheid en expressie de hoekstenen vormen van mijn schrijversreis. Hier, achter de woorden en zinnen, ontvouwt zich weer een verhaal van Jean-Pascal Salomez, een stem uit een verborgen wereld, die traditionele logica terzijde schuift.

In een krankzinnige wereld die zich steeds meer laat leiden door technologische waanzin, wordt de mens uitgedaagd om zijn diepste gevoelens als losse flodders de wereld in te schieten. Het vermogen om alledaagse zaken aan anderen over te laten, roept niet alleen vragen op over efficiëntie en sociale capriolen, maar doet ook de filosofische clown op zijn kop krabben over de aard van luiheid. François de la Rochefoucauld, de nar van het existentialisme, beschreef luiheid ooit als de heftigste en kwaadaardigste voorstelling in het circus van het leven, een act die vaak verborgen blijft achter het klaterend applaus.

Dit stuk ontrafelt de absurde paradox van externalisatie, waarbij we taken als een stel kleurrijke confettikanonnen naar anderen schieten, en onderzoekt de relatie met luiheid terwijl de existentiële clownsneus rood oplicht. Met een filosofische goocheltruc wordt de schijnbare tegenstrijdigheid van deze neiging tot externaliseren uitvergroot, terwijl we ons afvragen of het lezen van deze woorden zelf een illusie is van uitbesteed denken.

In de stille chaos van mijn gedachten, waar mijn innerlijke acrobaat zonder vangnet rondzweeft, voel ik een vreemde verlichting na een dag vol absurditeiten. Het uitbesteden van mijn diepste emoties, zelfs zonder een ironische glimlach, brengt existentiële overpeinzingen met zich mee.

Stelt dit vermogen tot externaliseren ons voor een raadsel? Het uitbesteden van taken aan anderen, als een soort bureaucratisch dadaïsme, lijkt op het eerste gezicht een surreële uiting van de drang naar efficiëntie die ons dagelijks bestaan kenmerkt. Echter, schuilt er in deze absurde processie een theatrale dans van sociale capriolen, zoals het balanceren op een slap koord van empathie en het vertrouwen in anderen. Het roept de dwaze vraag op of luiheid wellicht een sociale komedie is. Zou ik dan moeten lachen als een van mijn kinderen een taak verzuimt, zich als een clown verstopt achter het circusgordijn?

De echo’s van François de la Rochefoucauld toeteren door mijn gedachten als een kolderieke fanfare. Hij beschreef luiheid als de heftigste en kwaadaardigste van alle hartstochten, een clowneske kracht die in het diepste geheim zijn hilarische werk verricht. Zijn analyse onthult echter ook dat we nooit echt de moeite hebben genomen om luiheid existentieel te doorgronden, waarschijnlijk omdat we te druk waren met het afvuren van confettikanonnen.

Terwijl ik balanceer tussen dadaïsme en filosofische slapstick, vermeng ik wetenschappelijke absurditeit met existentiële nonsens. Studies wijzen op het evolutionaire programma van ons brein om energie te besparen, wat in sommige situaties als luiheid kan worden bestempeld. Het vermijden van onnodige inspanning blijkt een overlevingsstrategie te zijn. Dit werpt een surrealistisch licht op luiheid, niet langer slechts een ondeugd, maar een komische act die diep verankerd is in onze biologische en existentiële dwaasheid.

Ondanks deze inzichten voel ik de verleiding van La Rochefoucauld’s woorden om weg te glijden in een luie fauteuil. ‘De rust van de luiheid oefent een geheime bekoring uit op de ziel.’ En terwijl ik mijmer, vraag ik me af: is lezen niet ook de outsourcing van zelf denken, een absurd schouwspel waarbij woorden als clowns door de arena dansen? Zou het kunnen dat de moderne mens, met zijn neiging tot externalisatie, eigenlijk een vorm van luiheid omarmt? Een vorm die niet alleen efficiëntie dient, maar ook de clowneske dans met onze sociale en existentiële omgeving weerspiegelt.



In de kakofonie van betekenis en onzin, danst de eindnoot als een vrolijke ontsnapping uit de ernst van het alledaagse.

Het verlangen om alledaagse taken te externaliseren, zelfs als het slechts gaat om het staren naar een scherm na een vermoeiende dag, suggereert een fascinerende dynamiek van internalisatie en externalisatie. Het scherm fungeert als een groteske spiegel waarin de innerlijke staat van de persoon wordt weerspiegeld, een verlengstuk van het zelf dat vermoeidheid internaliseert en verlichting externaliseert.

Het verontrustende element, zoals opgemerkt, ligt in de radicale externalisatie van onze diepste gevoelens. Dit roept absurde vragen op over hoe we omgaan met interne emoties en of externalisatie een gezonde uitlaatklep is of een surrealistische vorm van ontwijking. Het verlichtingsproces, zelfs zonder een lach, kan worden gezien als een copingmechanisme om de emotionele chaos van de dag te verlichten.

Men zou kunnen stellen dat deze externalisatie een vorm van catharsis is, waarbij het scherm fungeert als een symbolische ‘ander’ waaraan men de innerlijke chaos toevertrouwt. Het vermogen om deze externalisatie als absurd te ervaren, suggereert mogelijk een surrealistisch conflict tussen de behoefte aan dadaïstische expressie en de angst voor de confrontatie met die absurde emoties.

De referentie aan luiheid voegt een existentieel element toe aan deze analyse. Luiheid, als de heftigste hartstocht volgens Rochefoucauld, wordt hier niet alleen gezien als een passieve afwijzing van inspanning, maar ook als een actieve keuze voor externe dadaïstische verlichting. Het gebrek aan streven naar begrip van luiheid kan een vorm van schaamte weerspiegelen, waardoor het moeilijk is om de eigen hang naar comfortabele passiviteit te erkennen.

In een wereld waarin externalisatie een alomtegenwoordig kenmerk is geworden, nodigt deze absurde analyse uit tot zelfonderzoek. Het roept absurde vragen op over de aard van onze verlichting, de relatie met technologie als een externe uitlaatklep, en hoe we omgaan met de surrealistische complexiteit van onze eigen innerlijke wereld in het licht van deze absurde reflecties.


Lachende Echo’s van Vrijheid

Als de klok van absurditeit haar laatste tik laat horen,
Dansend in de schaduw van chaos, een spel verloren.
De ultieme dada eindnoot, non-conformiteit in haar gloed,
Fluistert in de oren van de wereld, een symfonie zo zoet.

In de spiegel van willekeurige reflecties, een betoverd schouwspel,
Zien we onze eigen gekte, een dans van eigenbelangrijkheid, fel.
Rationaliteit ligt verslagen, overwonnen door het lachende monster,
De absurditeit triomfeert, een onvoorspelbare gangster.

Caleidoscopische finale, betekenis en onzin hand in hand,
Ontmoeten we de krankzinnigheid, een oude vriend, bekend in elk land.
De verlichting van waanzin, een einde aan het serieuze spel,
Woorden dansen als ontspoorde treinen, zinnen weven een willekeurig stel.

De ultieme eindnoot, geschreven in het alfabet van chaos,
Vraagt niet om begrip maar om verbijstering, een vreemde trots.
Een slotakkoord, een symfonie van dwaasheid, een grijns op het gezicht,
Van ernst ontdaan, in dit hoofdstuk van nonsensicaliteit.

Moge de dada eindnoot resoneren als lachende echo’s,
Door de gangen van het denken, een herinnering aan het grote mysterie.
Geen conclusie in dit laatste hoofdstuk, slechts vrolijke onzekerheid,
Dat de ultieme zinloosheid misschien wel de meest zinvolle bevrijding is, geheid.