Het lappenpopje, in het stof gelegen, mijmert stil
En vindt voldoening in de rust en stilte om zich heen
Geen drukte meer, niets wat nog moet,
Geen enkele zorg die zwaar op hem weegt

Geef mij maar een gezicht vol zwarte roet,
Verlangend naar de eenvoud van het bestaan
Terwijl aasgieren cirkelen om het vlijmscherpe mes
Blijft hij waakzaam, zijn blik gericht op de rand

Het popje dat rust vindt in het gevaarlijke,
Paradoxaal verlangend naar vuil en stof
Een wereld van tegenstellingen en paradoxen
Die elkaar in balans houden, als in een doos van Pandora’s.

Wakend, dat wel, op het scherpst van de snede,
Terwijl de aasgieren hoog boven hem zweven,
Blijft het popje rustig en stil,
En laat de wereld om hem heen voor wat het is.