De kwakkelende dame buurvrouw,
met haren als serpenten,
een glimlach als gehavend mes,
schuilt neer in haar poel ,
van vergiftigde vertelsels,
en wiegt heen en weer,
als een bootje in haar storm.Haar geleden schoot des aanschijns,
als een zee van verwarde chaos,
verzwelgt de zegevierende aasgieren,
die neerdalend verdrinken in haar mystieke wateren,
en veranderen in levende standbeelden van obscuur.Haar ogen, als twee gitzwarte gaten,
absorberen alles wat in haar gezichtsveld komt,
haar stem, als een koor van spookachtige engelen,
zingt een lied van verdriet en verlies.Ze dwaalt in de wereld van de waanzin,
omringd door onzichtbare demonische engelen,
en haar geest, als een vlinder gevangen in een web,
zoekt wanhopig naar een uitweg uit deze illusie.Maar toch blijft ze schuilen,
de kwakkelende dame buurvrouw,
in haar poel van vergiftigde vertelsels,
en wiegt heen en weer,
als een bootje in haar storm.Haar lichaam trilt van de vibraties,
van de surrealistische wereld om haar heen,
en haar gedachten vloeien als verf op een doek,
waarbij de kleuren veranderen bij elke penseelstreek.De kwakkelende dame buurvrouw,
een ziel verdronken in de tijd,
gevangen tussen werelden van realiteit en droom,
en haar hart, als een kristallen klok,
tikt langzaam weg naar het onbekende.Maar zelfs in haar donkerste momenten,
blijft er een glimp van schoonheid en mysterie,
en in haar poel van vergiftigde vertelsels,
vindt ze een rustplaats voor haar gebroken geest.En zo wiegt ze heen en eind,
de kwakkelende dame buurvrouw,
als een gezonken bootje in haar storm,
terwijl de zegevierende aasgieren blijvend neerdalen,
en na verdrinken in haar zee van chaos en waanzin,
waar de grenzen van realiteit en fantasie vervagen.
De kwakkelende dame buurvrouw
Gerelateerde Berichten
Draaikolk van onrust
In “De Draaikolk van Onrust” wordt de innerlijke strijd van een individu weerspiegeld te midden van een tumultueuze tijd, waarin boosheid en frustratie de overhand nemen. Op 61-jarige leeftijd wordt de protagonist plotseling geconfronteerd met een diepe zucht van onvrede tegenover het maatschappelijk bestel dat het vertrouwen lijkt te ontvluchten. Geleefd en ervaren, maar ook getekend door teleurstellingen, worstelt hij met de voortdurende confrontatie met onrecht en ongelijkheid die als een schaduw over zijn bestaan hangen. De botsing van generaties en verlies van traditionele waarden versterken het gevoel van verstoordheid in de samenleving, terwijl machteloosheid zwaar op hem drukt, als een afgrond van hopeloosheid.
Maar te midden van deze duisternis, deze innerlijke strijd, gloort geen sprankje hoop. Het gedicht roept op tot begrip, verbondenheid en verandering als antwoord op de overweldigende onrust. Hoewel de lasten van anderen niet altijd gedragen worden en erbarmen soms schaars lijkt, benadrukt het gedicht de kracht van collectieve actie en solidariteit. Het roept op tot samenwerking, niet alleen om te overleven, maar om te gedijen in een wereld die zijn beloften van vrijheid en rechtvaardigheid nakomt. “De Draaikolk van Onrust” is een emotioneel geladen uiting van de menselijke zoektocht naar betekenis te midden van chaos, en een pleidooi voor hoop te midden van duisternis.
Lees MeerFatanarchie
Het gedicht “Hiep hiep hoera slaakt de fatalist” portretteert een innerlijke strijd tussen pessimisme en optimisme. De fatalist, gehuld in somberheid en overtuigd van de onvermijdelijke ondergang van de wereld, ziet slechts duisternis en wanhoop om zich heen. Hij wordt echter geconfronteerd met een tegengesteld perspectief vertegenwoordigd door een kind, dat straalt van levenslust en geloof in een betere toekomst. Het kind biedt hoop en moed aan de fatalist, die aanvankelijk sceptisch is maar langzaam begint te twijfelen aan zijn pessimistische wereldbeeld.
Het gedicht onderstreept het contrast tussen de donkere visie van de fatalist en de schijnbare naïviteit van het kind, maar het toont ook de kracht van hoop en optimisme om zelfs de meest pessimistische harten te bereiken. Het symboliseert de eeuwige strijd tussen hoop en wanhoop, waarbij de menselijke geest voortdurend worstelt met de uitdagingen van het leven.
Uiteindelijk wordt de fatalist geconfronteerd met de mogelijkheid van verandering en groei, en begint hij te geloven dat er misschien toch een sprankje hoop is in de duisternis. Het gedicht eindigt met de implicatie dat de strijd tussen pessimisme en optimisme een voortdurend proces is, waarbij het belangrijk is om de moed niet te verliezen en vast te houden aan de hoop op een betere toekomst.
Lees Meer