GROK BAF TRUTSCH
Het klankgedicht GROK BAF TRUTSCH is een dadaïstische eruptie waarin semantiek opzettelijk verkracht wordt ten gunste van auditieve kracht, instinct en ontregeling. De tekst is een theatrale botsing tussen betekenis en absurditeit, een ode aan de onzinnigheid als tegengif voor rationalistisch fatalisme.
Centraal staat het gebruik van nonsensklanken zoals “Bloop”, “Kroek” en “ZWAARLAMP” — niet als decoratie, maar als pure verstoring van het verwachtingspatroon van de lezer. De betekenis van woorden wordt ondermijnd door de vreemde context waarin ze worden geplaatst: ministers soppen in perzikjam, dode duiven voeren dialogen met frituurvet, en een knikker botst letterlijk tegen “de moraal”.
In deze tekst worden niet de dingen zelf, maar hun combinaties op de korrel genomen. De alledaagse logica implodeert. De regels van syntaxis en narratieve samenhang worden verworpen als repressieve structuren. In de geest van Hugo Ball en Tristan Tzara wordt het gedicht een ritueel van onttovering, een afwijzing van burgerlijke taalordening en morele eenduidigheid.
De waarheid, zo stelt de dichter in het slotbeeld, is niet absoluut maar een speelgoedwapen zonder munitie. Toch worden we er nat van – een knipoog naar de macht van perceptie en de illusie van controle.
GROK BAF TRUTSCH is niet bedoeld om begrepen te worden. Het wil ontregelen, de grenzen van taal bevragen en via klank de primitieve energie van het denken aanspreken. Het is geen tekst die uitlegt — het is een tekst die schudt.
Lees Meer