Met een vijfduimer nagelde ik,
genadeloos door die muren heen,
liet het verleden vrijelijk stromen,
in de bloedbaan van herinneringen.

Het verdriet vond zijn weg,
vloeide langs mijn voeten,
zich uitstrekkend over wandelpaden waarop anderen,
onwetend, hun pad kruisen in het heden.

Diezelfde vijfduimer,
doordringend en vastberaden,
spietste door alles heen.

Afgunst, dromen, de geur van ondankbaarheid
– stuk voor stuk zaken die een prijs eisten.
Mocht mijn hoofd slechts een hamer zijn,
gereed om onverwerkte emoties te smeden,
en dit op het aambeeld van verlossing.