Het Heilige, Ingepakt en Wel
In Het Heilige, Ingepakt en Wel confronteert Jean-Pascal Salomez de kijker met de paradox van bescherming en verdrukking. Zijn materiaal — epoxy — fungeert als metafoor voor de hedendaagse omgang met betekenis: wij willen bewaren wat we niet langer geloven, conserveren wat we tegelijk afwijzen. In die spanning ontstaat een vorm van stille tragiek die de kern van het werk bepaalt.
De kunstenaar gebruikt het heilige niet als religieus object, maar als symbool van wat de mens overstijgt: kwetsbaarheid, tijd, herinnering. Door het heilige letterlijk “in te pakken”, keert hij zich tegen de commerciële en sacrale exploitatie van geloofsbeelden. De actie van verbergen wordt tegelijk een daad van onthulling — een rituele bevrijding uit de dogmatiek van aanbidding.
Het werk balanceert tussen sculptuur en schildering, tussen manifest en meditatie. De epoxylaag fungeert als zowel huid als harnas: het glanst, het verstikt, het bewaart. Wat resteert, is een stil heiligdom van twijfel.
In menswetenschappelijke zin raakt dit werk aan thema’s van symbolische transsubstantiatie (vgl. Durkheim, Les formes élémentaires de la vie religieuse, 1912) en de-mystificatie van het sacrale (Eliade, Le sacré et le profane, 1957). Salomez maakt van het materiële proces een spirituele daad: de reïncarnatie van het heilige in de materie zelf.
Zoals bij de werken van Berlinde De Bruyckere of Anselm Kiefer is de fysieke textuur ook een morele. Het oppervlak wordt getuige van lijden, geloof en tijd — maar het laat ruimte voor genezing.
De kunstenaar vraagt geen aanbidding, maar aanwezigheid.
