Een dadaïstisch klankgedicht
Blaf.
Bloop de klok zegt neuzel!
Hond zonder hoektand likt de maan.
Tang! Tang! Tang! zegt de appelpit in de wieg.
Kroek!
Kantelende kranen kotsen kersenpitten in de komkommersoep.
Zeg dat de dode duif een dialoog wil!
Met wie?
Met het frituurvet van gisteren.
Heuj schwaaaaa!
Gekke geit gorgelt goesting,
gorgonzola uit de gootsteenkindertijd.
Pieeeep! Zegt de minister van roestvrij staal,
terwijl zijn voeten in perzikjam soppen.
Tjok tjok ZWAAARLAMP!
Ik tel de tenen van een trekharmonica
die roept: “IK BEN EEN FLAMINGO MET LUIZEN IN MIJN LENS!”
En ondertussen…
lacht een ananas zich suf in het parlement van de pantoffelhelden.
Slotak!
Een knikker botst tegen de moraal.
Ze barst.
Er kruipt een clown uit,
die zegt:
“Waarheid is een waterpistool zonder water — maar nat word je toch.”
Zinloos? Zeker.
Nuttig? Absoluut.
Dada was nooit bedoeld om te plezieren,
maar om te detoneren.