Een klein verhaal in vier of veel meer bedrijven
Jean-Pascal Salomez – © ART- vzw Zonnebeke
I. De Vent en zijn Ferrarigeest
Er zijn dagen waarop het verhaal zich aandient zonder opsmuk. In mijn galerie – die tegelijk mijn atelier, mijn ontmoetingsplek, mijn toevluchtsoord is – stond een felrode waterkoker. En daar was eens — en dat is geen stijlfiguur, maar een nuchtere constatering — een vent. Geen gewone. Een man met een zaak, een blik, en een verleden waarin kunst en gemeenschap niet te scheiden zijn. Zijn galerie, een plek van beeld, klank en woord, lag op de kruising van chaos en charme. En op zijn aanrecht stond iets opvallends: een ferrarirode waterkoker. Geen banale plastieken machine, maar een voorwerp met présence.
Hij had het gekocht om door te verkopen — zoals men soms doet met dingen die lonken in een folder of een buitenkansje zijn op een markt. Maar zoals het bij de echte dingen van het leven gaat, liep het anders. De waterkoker bleef. Gaandeweg kreeg het ding iets van een icoon: nuttig, maar ook symbolisch. Een stille getuige van de koffiegesprekken, de glimlachen, de eenzaamheid die soms bij mensen binnenkomt, zoals tocht onder een deur. Hij werd deel van het decor, als een object trouvé dat plotseling betekenis kreeg.
II. De Dame met het Hondje
Op een doordeweekse dag, de koffie net vers gezet en de muziek zachtjes spelend op een achtergrond die niemand precies kon benoemen, stapte zij binnen. Een ietwat oudere dame, burger van Zonnebeke, mooi opgezet met een pastelblauwe sjaal en een blik die zowel streng als kinderlijk nieuwsgierig kon zijn. Haar ogen dwaalden rond als een kunstcriticus op de Biënnale van Venetië. Ze kwam met haar hondje – een verlengstuk van haar aanwezigheid – en nam deel in de aanwezigheid zoals mensen dat doen die geleerd hebben hun plek te vinden zonder zich op te dringen.
Dat hondje, zo’n keffertje dat bij dames van zekere leeftijd hoort zoals een snor bij Dali: functioneel én esthetisch absurd. Het Dametje, zo eentje die haar stappen afmeet op de maat van traditie, maar wiens ogen nog steeds vlammen van nieuwsgierigheid. Ze begroette de ruimte alsof ze hem bezat, zette zich neer alsof ze thuiskwam, en slurpte zonder enige gêne van de gratis koffie — een warm gebaar van de man met de waterkoker, dat ze begreep als vanzelfsprekend.
III. De Onderhandeling van het Hart
Haar blik gleed door de ruimte, over schilderijen, kaarten, boeken, planten. En toen bleef die hangen. Daar, op het aanrecht, stond het object van haar verlangen. De Glanzend rood, als een sportwagen voor de ziel, rode waterkoker. Haar blik bleef haken aan het rood van de waterkoker en raakt gecharmeerd door het apparaat. En zij begon te spreken — zachtjes, vragend, vol goesting. En daar begon dus het werkelijke gesprek – niet in woorden, maar in waarden. “Is die te koop?” vroeg ze. Hij dacht onmiddelijk aan de symbolische ruil, zoals beschreven door Marcel Mauss (1925): de gift als sociaal bindmiddel. Wat we geven, zegt iets over wie we zijn. En belangrijker: over hoe we de ander erkennen. Deze vrouw wilde niet enkel een toestel kopen. Ze wilde deelnemen aan iets. Aan het verhaal. Aan de ruimte tussen geven en nemen, waarin menselijkheid zich toont.
Hij dacht aan zijn kunst, aan zijn vzw, aan het wonder van ontmoeting. Hij voelde geen winstdrang, geen koopmansgeest, maar de openbaring van iets dat meer waard is dan geld: ruil. Geen economische transactie, maar een menselijk akkoord. Zij maakte met de hand geknipte wenskaarten, stuk voor stuk kleine kunstwerkjes van zachtheid en zorg. Hij zou ze voor haar verkopen, in zijn galerie, tussen de werken die spreken van strijd en schoonheid. In ruil daarvoor kreeg zij haar rode droom. En hij… hij kreeg haar vertrouwen.
De vent glimlachte bij de gedachte: een vrouw met een klein pensioen en een groot hart, nu de trotse bezitter van de duurste waterkoker van de streek. Niet gekocht in een chique winkelstraat, maar verkregen via een eerlijke ontmoeting. Geen cent verdiend, maar zoveel gewonnen.
Een rijk iemand zou er geil van worden.
Hij niet.
Hij genoot.
IV. Rijkdom als Wederzijds Vertrouwen
Geen geld werd uitgewisseld. Enkel vertrouwen. Zij zou trots zijn met haar nieuwe aanwinst. Hij zou haar kaarten verkopen in zijn galerie, tussen de anarchistische installaties en de filosofische pamfletten. Want ook dat is kunst: wat uit het hart komt, met de hand gemaakt is, en gedeeld wordt zonder grootheidswaan.
Een correct handelen van een mindervermogende, schreef hij later. Waar rijken geil worden van bezit, genoot hij van het tegenovergestelde: dat een dame met weinig middelen nu een waterkoker bezat waar de buren van zouden watertanden. Niet uit jaloezie, maar omdat echte schoonheid zich niet laat kopen. Enkel doorgeven.
Epiloog – Over de waarde van dingen
Naschrift voor wie wil begrijpen:
Soms zijn het de onbenullige dingen — een koffie, een gesprek, een waterkoker — die ons eraan herinneren dat wederkerigheid en vertrouwen nog bestaan. In een wereld van cynisme en winstoptimalisatie is een eerlijke ruil een daad van verzet. En tegelijk een daad van liefde. Dit is geen verhaal over een toestel. Het is een ode aan de dingen die pas iets betekenen wanneer mensen ze delen. Aan ontmoetingen die onverwacht richting geven. Aan geven en nemen zonder winstoogmerk.
In sociologische termen: dit was geen markttransactie, maar een morele economie (Thompson, 1971). Waar de logica van wederkerigheid het wint van koude berekening. Deze daad – zo klein en onopgemerkt – is een daad van anarchistische verbondenheid.
In mijn ogen is het exact dáár waar kunst en samenleving elkaar raken: wanneer materiële voorwerpen de dragers worden van een intermenselijk pact. Aan iedereen die denkt dat kleine daden geen verschil maken: dit was een waterkoker.
En het werd een verhaal, een ode aan menselijke warmte, aan kunst als bemiddelaar van vertrouwen, en aan de kracht van kleine, betekenisvolle daden in een vaak kil economische wereld.
Menswetenschappelijke noten:
Marcel Mauss en Pierre Bourdieu hebben beide invloedrijke theorieën ontwikkeld over wederkerigheid, maar vanuit verschillende perspectieven.
Marcel Mauss – De Gift als Sociaal Bindmiddel
Mauss introduceerde het concept van de gift in zijn werk Essai sur le don (1925). Hij stelde dat giften niet zomaar vrijwillige geschenken zijn, maar deel uitmaken van een driedelig proces: geven, ontvangen en teruggeven. Dit mechanisme creëert sociale verplichtingen en versterkt gemeenschappen. Volgens Mauss is wederkerigheid niet puur economisch, maar een morele en sociale verplichting die status en relaties binnen een samenleving structureert.
Pierre Bourdieu – Symbolisch Kapitaal en Belangen
Bourdieu bouwde voort op Mauss’ ideeën, maar plaatste wederkerigheid binnen zijn bredere theorie van symbolisch kapitaal. In Outline of a Theory of Practice (1977) benadrukte hij dat giften en wederkerigheid niet altijd altruïstisch zijn, maar vaak strategisch worden ingezet om sociale positie en macht te versterken. Hij zag wederkerigheid als een vorm van belangenbehartiging, waarbij individuen handelen binnen sociale structuren om hun status te verbeteren.
Verschillen tussen Mauss en Bourdieu
- Mauss zag wederkerigheid als een cyclisch proces dat sociale cohesie bevordert.
- Bourdieu benadrukte de strategische dimensie, waarbij wederkerigheid vaak een manier is om sociale hiërarchieën te beïnvloeden.
Hun theorieën blijven relevant in hedendaagse sociologie en antropologie, vooral in discussies over sociale relaties en economische systemen.
- Mauss, M. (1925). Essai sur le don. Parijs: L’Année Sociologique. (The Gift – over hoe geven, ontvangen en teruggeven sociale orde scheppen.)
- Thompson, E.P. (1971). The Moral Economy of the English Crowd. (Het idee dat mensen ook in armoede handelen volgens een morele logica.)
- Bourdieu, P. (1977). Outline of a Theory of Practice. (Over symbolisch kapitaal en hoe het sociaal aanzien structureert buiten het geldsysteem om.)
Wereldburgerschap ingebed in lokale realiteit én mondiale urgentie.
Wereldburgers in Zonnebeke: Kans of Concurrentie voor de Lokale Handel?
De Blik van de Lokale Handelaar op een Initiatief als ART- vzw
In het hart van Zonnebeke groeit dus dit ongewoon initiatief: ART- vzw, het is een vrijplaats waar kunst, zorg en gemeenschapszin samenvloeien. Wat hier gebeurt, onttrekt zich aan de logica van klassieke handel. Geen kassa, geen commerciële druk, maar wel wederkerigheid, creatie, en de menselijke maat. Toch blijft de vraag hangen: hoe kijken lokale handelaars naar dit soort wereldburgerschapspraktijken? Zijn het bondgenoten — of bedreigingen?
1. Economische Dubbelzinnigheid: Klassieke versus Morele Economie
De gemiddelde handelaar, gevormd door het marktdenken van Adam Smith, richt zich op winst, efficiëntie en concurrentiekracht. Vanuit die optiek lijkt een initiatief als ART- vzw — dat kunst ruilt voor een kaart, een gesprek of een wederdienst — economisch onrealistisch. In een systeem dat waarde reduceert tot euro’s, wordt dergelijke ruil als inefficiënt of zelfs subversief ervaren.
Maar binnen de morele economie (E.P. Thompson; James C. Scott) ontstaat een ander beeld. Daar telt niet enkel winst, maar ook waarden als vertrouwen, reputatie en gemeenschapsband. Wat als ART vzw net die morele herinnering oproept — een herinnering aan een tijd waarin handel ging over eer, nabijheid en zorg? Dan wordt de kunstenaar geen tegenstander, maar een her-inneraar van menselijke economie.
2. Cultureel en Sociaal Kapitaal als Katalysator of Confrontatie
Pierre Bourdieu leerde ons dat niet elke vorm van kapitaal financieel is. De kunstenaar-wereldburger beschikt over cultureel kapitaal (kennis, smaak, symbolisch inzicht) én sociaal kapitaal (netwerken, publieke aanwezigheid). Dit kan door de lokale middenstander als bedreigend worden ervaren — zeker als diens eigen kapitaal grotendeels economisch is.
Toch biedt het ook kansen: samenwerking, verrijking, kruisbestuiving. Want wie cultureel durft te groeien, verrijkt ook zijn economische veerkracht. Wie sociaal durft te verbinden, verstevigt zijn plek in het dorp. De wereldburger is dus spiegel én mogelijke partner.
3. Veldtheorie: Botsende of Verrijkende Logica’s
Volgens Bourdieus veldtheorie werken economie en kunst elk volgens hun eigen wetten. De kunstenaar introduceert een transversaal veld in de dorpsgemeenschap — een symbolische ruimte waar waarde wordt toegekend op basis van creatie, betekenis en interactie, niet van vraag en aanbod. Dit kan wrijving veroorzaken, zeker wanneer de spelregels van het ene veld op het andere worden geplakt.
Maar zoals bij elke botsing van systemen, ligt de kans tot dialoog in de erkenning van verschil. Wie durft te luisteren, ontdekt dat er meerdere vormen van waarde bestaan — en dat niet elke ruil met geld hoeft te gebeuren om betekenisvol te zijn.
4. Glokaal Bewustzijn: Lokale Verankering, Wereldse Ethiek
Er groeit hoop. Steeds meer handelaars beseffen dat duurzaamheid, gemeenschapszin en betrokkenheid geen luxe zijn, maar noodzaak. Zij zien in initiatieven zoals ART- vzw geen concurrentie, maar een glokaal partnerschap: denken vanuit mondiale waarden, handelen in lokale realiteit.
In een dorp waar het publieke leven verschraalt en ketenlogica’s domineren, brengt een kunstenaar leven, verhalen en zingeving. Niet als parasiet, maar als pollinator van betekenis.
Een Duidelijke Spiegel: Lokale Handel tussen Parasiet en Partner
Mijn kritiek als Voorzitter is scherp — en terecht. Ik noem de lokale handelaar soms “zakkenvullende dikbuik”, een parasiet die onder de vlag van ‘streekproduct’ vooral zijn eigen marktpositie bewaakt. In de ogen van sociaal-anarchistische denkers als Kropotkin of Proudhon is dat geen polemiek, maar diagnose: lokale handel kan net zo goed onderdrukkend zijn als multinationals, wanneer ze zich niet meer inzetten voor het collectief.
Deze kritiek rust op drie pijlers:
- Gebrek aan dienstbaarheid: De klant is geen medemens meer, maar melkkoe.
- Consumptie boven verbinding: Winst via volumes, niet via waarde.
- Gemeenschapsloos ondernemen: Men draagt enkel bij aan de wijk als het marketingtechnisch loont.
Niet elke handelaar is hiervan schuldig. Sommige middenstanders zoeken eerlijkere wegen, kiezen voor coöperaties, circulaire systemen, ethisch verantwoorde producten. En precies daar ligt de mogelijke samenspraak: De praktijk ART-vzw zal hen inspireren om hun eigen model te herdenken.
Eindnoot: Mijn Handelen versus de Lokale Handel
In een land waar de bodem, het grondwater en de voedselketen structureel besmet zijn met PFAS (VITO, 2024; Europese Milieuagentschap, 2023), is “koop lokaal” geen moreel schild meer — maar soms een rookgordijn. Lokaal is niet per definitie beter. Het kan evengoed de dekmantel zijn van de kleine profiteur die zijn vergiftigde eieren verpakt in streekromantiek.
Mijn handelen — als kunstenaar, wereldburger en criticus — wijst een andere richting uit. Geen pleidooi voor import om de import, maar een verzet tegen de leugen van de zuivere lokale economie. In een geglobaliseerde wereld hoort ook onze ethiek geglobaliseerd te zijn. Niet via de markten, maar via de waarden die we delen: rechtvaardigheid, duurzaamheid, verbondenheid.
De wereld is mijn atelier, mijn markt, mijn gemeenschap. En ik nodig ieder uit — handelaar, burger, maker — om deze ruimte mee vorm te geven. Niet om winst te plukken, maar om betekenis te oogsten.