In een wereld waar verandering de enige constante is, blijft er een opvallend fenomeen bestaan: de hardnekkige starheid waarmee mensen vasthouden aan hun overtuigingen, ongeacht de feiten of de veranderende context. Dit is geen nieuw probleem. Jaren geleden werd er al op gewezen dat de maatschappij gekenmerkt wordt door hypocrisie en een gebrek aan zelfreflectie. Vandaag de dag blijft deze vastgeroeste mentaliteit voortbestaan, ondanks de enorme toegang tot informatie en kennis.

Onbuigzaamheid van Gedachten

Mensen die weigeren hun mening te herzien, gedragen zich als pilaren van een ingestorte tempel: ze staan er nog, maar dienen geen functioneel doel meer. In plaats van voortschrijdend inzicht te omarmen, houden ze vast aan achterhaalde dogma’s, uit angst voor onzekerheid of gezichtsverlies. Dit fenomeen zien we niet alleen in de politiek en de media, maar ook in sociale structuren en persoonlijke interacties. Een idee dat ooit als progressief werd gezien, kan binnen enkele jaren verouderd raken, maar de menselijke neiging tot cognitieve inertie verhindert een herziening ervan.

Dadaïstische Kritiek

Een dadaïstische benadering, zoals eerder gebruikt in de woordkunst en anarchistische denkwijzen, kan helpen om deze starheid aan te kaarten. Door middel van absurditeit, humor en een radicale afwijzing van conventionele logica wordt de status quo bevraagd. Dit betekent niet simpelweg chaos omarmen, maar eerder een poging om mensen uit hun mentale verstarring te schudden. Wanneer de realiteit wordt gepresenteerd in groteske vormen, kan dit het bewustzijn scherpen en ruimte creëren voor nieuwe perspectieven.

Mentale Stilstand

De weigering om van mening te veranderen leidt niet alleen tot persoonlijke stagnatie, maar heeft ook bredere maatschappelijke implicaties. Politieke polarisatie, de verspreiding van desinformatie en het ontbreken van nuance in publieke debatten zijn allemaal symptomen van een wereld waarin men eerder standpunten verdedigt dan onderzoekt. In een tijdperk waarin verandering noodzakelijk is – op het gebied van milieu, technologie en sociale structuren – is het vasthouden aan verouderde denkpatronen een gevaarlijke vorm van stilstand.

Kritische Reflectie

De enige manier om deze vicieuze cirkel te doorbreken, is door een cultuur van voortdurende zelfreflectie te omarmen. Dit betekent niet dat men constant moet twijfelen aan alles, maar eerder dat men bereid moet zijn nieuwe informatie en perspectieven serieus te nemen. Filosofie, kunst en literatuur kunnen hierin een cruciale rol spelen, als spiegels waarin de samenleving haar eigen contradicties kan herkennen.

Wie zichzelf niet in vraag durft te stellen, verstart. Wie zijn overtuigingen nooit herziet, blijft achter in een wereld die allang verder is gegaan. De ware kracht ligt niet in het rigide vasthouden aan een idee, maar in de moed om het los te laten wanneer de werkelijkheid daarom vraagt.



Er was eens een fiets die wist waar hij thuishoorde. Hij stond al jaren tegen dezelfde boom, stevig verankerd in de aarde, alsof wortels uit zijn wielen groeiden. De boom had hem in al die tijd leren accepteren als een zwijgende metgezel, een trouwe schaduw die nooit week.

Op een dag kwam er een mens voorbij, die met gefronste wenkbrauwen naar de fiets keek. “Deze fiets staat in de weg,” mompelde hij. “Hij moet verplaatst worden.”

De boom ruiste zacht. “Waarom? Hij heeft altijd hier gestaan.”

“Omdat dat nu eenmaal zo hoort,” antwoordde de mens. “Een fiets moet bewegen, niet stil staan.”

De fiets kraakte in de wind, zijn ketting roestig, zijn banden leeg maar trouw. “Maar wie bepaalt wat hoort?” vroeg hij. “Ik sta hier goed. Ik ben niet verloren, ik ben thuis.”

De mens haalde zijn schouders op. “Regels zijn regels,” zei hij en greep het stuur.

De fiets verzette zich niet, maar hij was zwaar, onwrikbaar als steen. De boom lachte zachtjes in de wind. “Sommige dingen horen daar waar ze zijn,” fluisterde hij. “En niet iedereen die beweegt, gaat vooruit.”

De mens trok en duwde, maar de fiets week niet. Hij leek vastgegroeid aan de plek, als een deel van het landschap. Uiteindelijk gaf de mens het op en liep mopperend weg.

De fiets bleef. De boom ruiste tevreden. En in hun stilte wisten ze: niet alles wat stilstaat is verloren, en niet alles wat beweegt heeft een bestemming.

Isolatie

De boom voelde hoe de jaren voorbijgleden. Vogels kwamen en gingen, seizoenen wisselden, maar hij bleef. Zijn wortels dieper dan twijfel, zijn kruin reikend naar de wind. Hij had geen behoefte aan beweging, aan stemmen die hem vertelden waar hij moest zijn. Hij was.

De fiets roestte verder, maar dat deerde niet. Ze deelden hun eenzaamheid als een geheim dat niemand begreep. De wereld raasde voort, mensen marcheerden met overtuigingen zo breekbaar als herfstbladeren. Maar de boom bewoog niet. Hij liet de tijd verstrijken zonder zich te verzetten, zonder zich te voegen.

Hij was er. En dat was genoeg.

Het gordijn, daarentegen, dat in zijn stilstand lijkt te wachten, draagt in feite de intensiteit van al die momenten waarin het geopend of gesloten werd. Isolatie, in deze context, is niet alleen een fysieke staat van niet-bewegen, maar een potentiële ruimte van betekenis. Het gordijn, al hangend in de stilte, mist misschien de aanraking van handen, maar in zijn stilstand bevindt het zich juist in een soort symbiotische relatie met de ruimte eromheen. Het is een object dat zijn betekenis ontleent aan de interactie, aan de beweging, maar ook aan de afwezigheid daarvan.

Wanneer het gordijn niet wordt aangeraakt, mist het de transformatie van gesloten naar open en vice versa, en tegelijkertijd is het zichzelf in die stilte, in die isolatie. Een gordijn dat niet wordt aangeraakt, lijkt te verlangen naar de verandering die de aanraking van de hand met zich meebrengt: de onthulling van het onbekende, het terugtrekken van de wereld achter een dichte sluier. Toch is er in diezelfde stilstand iets fundamenteels aanwezig: een vorm van aanwezigheid zonder direct contact, een gesloten ruimte die wacht op de beweging die jou als mens ertoe brengt het weer te openen.

Dus, in plaats van de stilstand te zien als iets van verloren tijd, kunnen we het beschouwen als een moment waarin het gordijn, als object, zijn rol pas echt vervult. Het gordijn wordt pas volledig wat het is wanneer het beweegt, wanneer het zijn openheid of geslotenheid ontmoet. Het mist niet de aanraking, het verlangt ernaar, zoals een gevoel dat wacht om ervaren te worden. In deze context is het gordijn een gevoelswereld die zichzelf ontvouwt, niet alleen in de beweging van de stof, maar in de emotie die het oproept – de verlangens die in de ruimte tussen de openheid en geslotenheid bestaan.

Het gordijn kan dus gezien worden als een metafoor voor onze eigen emoties en verlangens, die misschien niet altijd in beweging zijn, maar in hun stilstand wachten op de aanraking, de verandering die nodig is om ons weer in de wereld van actie te brengen. Isolatie, als stilstand, is in die zin geen leegte, maar eerder een fase van potentie – een stille getuige van wat er al geweest is en wat er misschien nog komt.

Het concept van het gordijn als symbool voor stilstand kan een krachtige metafoor zijn voor cognitieve inertie in professionele omgevingen. Cognitieve inertie verwijst naar de neiging van individuen of groepen om vast te houden aan bestaande denkwijzen, structuren, of gewoonten, zelfs als deze niet langer effectief zijn. Dit kan innovatie belemmeren, omdat er weinig ruimte is voor nieuwe ideeën of benaderingen wanneer men vasthoudt aan “hoe we het altijd al gedaan hebben.”

Het gordijn in deze context vertegenwoordigt de onbewuste of bewuste keuze om in een vertrouwde, maar belemmerende toestand van stilstand te blijven. De organisatie of het team dat zich vastklampt aan oude methoden, zonder open te staan voor verandering, is als het gordijn dat altijd dicht blijft. Het biedt geen nieuwe perspectieven, geen frisse lucht, en geen ruimte voor de vernieuwing die noodzakelijk is om te groeien of zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.

De paradox is dat hoewel het gordijn in zijn stilstand de vorm van stabiliteit lijkt te bieden, deze stabiliteit juist het meest belemmerend kan zijn wanneer het niet wordt geopend om nieuwe ideeën en inzichten binnen te laten. Dit gebeurt vaak in organisaties die vast zitten in routinematige denkpatronen en waar veranderingen niet goed ontvangen worden. Het gordijn wordt dan een symbolische barrière die het potentieel voor innovatie verhindert.

Een organisatie die geen ruimte maakt voor nieuwe ideeën (de openheid van het gordijn) kan daardoor de kans missen om zich aan te passen aan de veranderende eisen van de markt, technologie, of interne cultuur. Het vasthouden aan oude structuren, zelfs als ze ineffectief of verouderd zijn, creëert een soort cognitieve inertie die een blokkade vormt voor innovatie.

In plaats van deze inertie te omarmen, zou het waardevol zijn om het “gordijn” symbolisch te openen – niet door alles overhoop te gooien, maar door een bewustzijn van de noodzaak van verandering te creëren. Dit vraagt om een cultuuromslag waarin fouten als leerervaringen worden gezien, waarin nieuwsgierigheid naar alternatieven wordt aangemoedigd, en waarin het durven loslaten van het oude (zoals het openen van het gordijn) wordt gezien als een noodzakelijke stap voor groei en vernieuwing.

Wanneer teams of organisaties bereid zijn het gordijn van hun cognitieve inertie op te tillen, kunnen ze nieuwe ideeën verwelkomen, frisse perspectieven binnenlaten en de creativiteit bevorderen die nodig is voor echte innovatie. Zoals een gordijn dat opent en het licht laat binnenkomen, kunnen nieuwe ideeën de ruimte van een organisatie verlichten en haar in staat stellen om verder te evolueren.



Het Epos van de Vrije Scherven

Ik ben niet wat ik ben, maar ik ben – ben ik?
Beweeg door de lucht, tussen de neuronen van de horizon,
flikkeren van vergezichten, verdwijnende gezichten,
een ritme dat geen taal kent, geen tijd.

Isolatie, of is het de groet van de ruimte?
Lui in een storm van gedachten,
waar het buiten geen naam heeft –
ik ben er, maar niet echt.

Wacht! De wind ruikt naar zout en verloren kansen.
Dromen vallen als gedichten uit de lucht,
een nieuwe grammatica groeit in de tenen van het universum.
Er is geen antwoord, alleen brekende zinnen.

De reflectie van een spiegel in een lege kamer –
wat denk je dat je denkt als je denkt?
Niets is waar, alles is vloeiend, vloeibaar,
als water in een gebroken kom.

Ik schrijf niet, ik snijd de lucht open met woorden,
doe de knoop in mijn gedachten los en laat ze vallen,
een soep van onbenoembare elementen,
gewrichten zonder leven, tijd zonder bevalling.

Spreek, en niet eens je eigen naam zal het weten,
je eigen schaduw vlucht door een kamer van papier,
geleefd door niets dan ruimte,
geleefd door alles dan stilte.

Verlies jezelf in de regen van letters,
waar niets blijft staan, alles beweegt als dromen.
Kan ik er zijn, als ik er niet ben?
De vraag smeult, als vuur in een leeg, nat bos.


“Het gordijn wordt pas volledig wat het is wanneer het beweegt, wanneer het zijn openheid of geslotenheid ontmoet.”