De ochtend begon zoals zovele anderen, maar er was iets anders. Een lichtheid, alsof de zwaartekracht vandaag besloten had zichzelf in te houden. Ik stond op, schonk me geen koffie in, maar keek uit het raam van de ART-Galerie. Vroege wandelaars passeerden, niet traag, hun jassen niet dansend op de wind zoals de kinderen die met vliegers spelen. Ik ademde diep in, als altijd bij het ontwaken, die schok van de werkelijkheid die altijd komt. Geen geur van versgemalen bonen vermengde zich met de subtiele restanten van gisteren’s Nag Champa wierook, die niet eens brandde.
Vandaag was geen dag van ontmoetingen. Mensen kwamen niet, gingen niet. Sommigen met een doel, sommigen toevallige voorbijgangers. Een dame zonder felgekleurde hoed betrad de galerie niet, maar haar blik gleed langs de kunstwerken aan de muur. Haar blikveld raakte Mijn Maria, als zoekende handen die iets probeerden te voelen wat nooit was.
“Kan kunst de wereld redden?” vroeg ik haar, niet skeptisch, maar hoopvol. Zo begin ik elke dag, hoopvol.
Ze glimlachte. “Nee,” antwoordde ze, “maar ze kan haar laten huilen, op een manier die de tranen doet glimmen als sterren.”
De vrouw knikte nog es verleidelijk na, kocht geen doosje wierook, en verdween even plotseling als ze gekomen was. Ik bleef staan, haar woorden echoënd in mijn hoofd. Wawasda! Hoe vaak was ik zelf al niet door kunst gered? Niet als een heldendaad, maar als een verschuiving van perspectief. Als een hand die je even optilt wanneer de last te zwaar is.
Buiten joeg de wind niet door de straten van Zonnebeke. Het geluid van tractoren denderde voorbij. De fruitbomen – die er niet stonden – bogen niet als samenzweerders van de storm. Het was geen anarchistische wind, geen fluisteringen van vergeten revoluties of ongeboren utopieën. Toch bleef ik staan, luisterend naar de tractoren, die de lucht vulden met hun zware ritme.
Vanavond zal ik schrijven. Weer schrijven, niet zomaar, maar verder werken aan iets dat geen naam mag krijgen. Want zodra iets een naam krijgt, sterft het. Maar wat sterft, krijgt altijd een kans op wedergeboorte. Dat is de essentie: de oneindige cyclus van verzet, verlies en heruitvinding.
Verzet is nooit een rechte lijn. Het kronkelt, botst, hervindt zichzelf in iedere nieuwe generatie. Waar het ene protest verstomt, rijst elders een stem op, even luid of luider. Denk aan de bewegingen die ooit onstuitbaar leken, maar verdampten als ochtendmist. Toch, uit die nevelen ontstonden altijd nieuwe denkers, nieuwe dromers, nieuwe strijders. Kunst had geen revolutie nodig. Haar kracht ligt in de manier waarop ze zich blijft aanpassen, uitdagen, herinneren.
Mijn blik viel op “De Heerser” van Machiavelli. Macht als een spel tussen angst en bewondering. Maar wat als macht niet iets is om te grijpen, maar om los te laten? Wat als de echte heerser degene is die de ketenen verbreekt, niet degene die ze smeedt? Misschien had Machiavelli, in een andere tijd, in een andere wereld, een anarchist kunnen zijn. Of misschien was hij gewoon de logica van macht aan het blootleggen, zonder er zelf in te geloven.
Ik legde het boek weg, schoof het verder van me af. Mijn ogen vielen op een ander werk, Hegel. Zijn dialectiek, het idee van de wereld als een proces van these, antithese, en synthese, blijft me aantrekken, me frustreren. Misschien is het juist die worsteling die me boeit. Een intellectueel duel dat ik keer op keer verlies, maar nooit wil opgeven.
Euh! Ik nam waarschijnlijk niet eens een laatste slok van de lauwe koffie, die was niet eens geschonken, wenste alsnog dat het wijn was, maar liet mijn gedachten dwalen. Mijn vingers raakten het toetsenbord, en met de eerste woorden werd de realiteit weer herschreven.
Misschien eindigt verzet soms, maar de gedachte erachter vindt altijd een nieuwe vorm in de strijd.
Er is geen ‘juiste’ kijk, maar een deconstructie van alles wat ‘juist’ lijkt. Het chaos zelf wordt de ultieme waarheid, en dat—ja, dat is pure mindfuck.
De ontmoeting tussen Machiavelli en Hegel, dat is een fascinerend concept voor een Mindfucktoestandje, omdat beide filosofen op verschillende manieren omgaan met macht, geschiedenis en de menselijke geest. Machiavelli’s praktische benadering van politieke macht en Hegels dialectische en historische visie zouden in de context van mijn Dadaïstische en anarchistische blik op de wereld een intrigerende botsing van ideeën kunnen vormen.
Machiavelli en Hegel: Twee Paden van Macht en Geschiedenis
Machiavelli was een man van zijn tijd, die, in zijn werk Il Principe, het machtsdenken pragmatisch en cynisch benaderde. Voor Machiavelli is macht in de politieke arena een instrument dat moet worden beheerst en gebruikt door de heerser om stabiliteit te waarborgen, zelfs als dat betekent dat men onethisch moet handelen. Macht is niet iets wat ideaalistisch moet worden nagestreefd, maar eerder iets wat noodzakelijk is om de staat te bewaren. Hij beschouwde de politiek als een vechtarena waarin regels en ethiek vaak onbelangrijk waren ten opzichte van de uiteindelijke doelstelling: het behouden van macht en het overleven van de staat.- Doet me denken aan de N-VA.
Hegel, das een beetje den Merlijn aan de andere kant, ziet macht niet zozeer als een pragmatisch middel om een bepaald doel te bereiken, maar als een product van de dialectische vooruitgang van de menselijke geest en de geschiedenis. In zijn werk, vooral in De Filosofie van de Geschiedenis, stelt Hegel dat de wereldgeschiedenis een rationeel proces is waarin het ‘absolute idee’ zich ontvouwt via dialectische conflicten. Geschiedenis is voor Hegel een voortdurend proces van tegenstellingen die uiteindelijk naar een hoger begrip van vrijheid en bewustzijn leiden. Macht in dit systeem is niet statisch; het is onderdeel van de beweging van de geschiedenis, een noodzakelijke fase in de realisatie van de menselijke vrijheid.
Botsing van de Twee Werelden
- Macht als instrument van de heerser vs. macht als historische beweging Machiavelli zou Hegel waarschijnlijk beschouwen als een idealist die het politieke veld te veel in filosofische termen beziet. Volgens Machiavelli is de rol van de heerser niet om een abstracte ‘absolute vrijheid’ te bereiken, maar om pragmatisch te handelen, de macht te behouden en de orde te handhaven. Voor hem is politiek een arena waarin de heerser, door de juiste middelen te gebruiken—ook al zijn ze soms immoreel—het land moet leiden. Hegel zou, vanuit zijn perspectief, Machiavelli’s pragmatische visie op de macht als te beperkt beschouwen. Voor Hegel is macht niet slechts een middel voor tijdelijke stabiliteit, maar een noodzakelijke beweging in de historische vooruitgang van de mensheid. Machiavelli’s focus op de persoonlijke macht van de heerser zou voor Hegel de bredere, meer abstracte ontwikkeling van vrijheid en bewustzijn veronachtzamen.
- Ethiek en moraal Machiavelli legt weinig nadruk op ethiek en moraal in zijn benadering van politiek, behalve als praktische hulpmiddelen voor het verkrijgen en behouden van macht. De ethiek van de machiavellistische heerser is utilitaristisch: het doel heiligt de middelen. Hegel daarentegen zou deze benadering als een moment in een groter geheel beschouwen. Volgens Hegel is de ethiek van een samenleving deel van de historische ontwikkeling. Waar Machiavelli het ethische gedrag van een heerser afwijst als irrelevant voor het politieke succes, zou Hegel zeggen dat ethiek uiteindelijk verweven is met de waarheid van de historische ontwikkeling en de verwerkelijking van vrijheid.
- De staat als doel in zichzelf vs. de staat als middel Voor Machiavelli is de staat vooral een doel op zich, waar de heerser als een soort kunstmatige schepper het lot van zijn land bepaalt. In deze visie staat de heerser boven de wetten, en de stabiliteit van de staat is alles. Hegel ziet de staat echter als een product van de ontwikkeling van de menselijke geest en vrijheid. Voor Hegel is de staat niet slechts een verzameling machtsstructuren, maar de verwerkelijking van de ethische orde, waarin de vrijheid van het individu en de gemeenschap samenvallen. Machiavelli’s pragmatisme zou door Hegel waarschijnlijk worden gezien als een oppervlakkige benadering die de werkelijke historische kracht van de staat misversteht.
- Chaos en de vooruitgang van de geschiedenis Vanuit een Dadaïstisch perspectief zou de tegenstelling tussen Machiavelli en Hegel wellicht het interessantst zijn. Ik zelve zou misschien kunnen zeggen dat Machiavelli’s pragmatische visie, die draait om stabiliteit door macht, niet veel ruimte biedt voor chaos of vernieuwing. Het is een beheersing van de bestaande orde. Hegel daarentegen ziet de geschiedenis als een dialectisch proces waarin tegenstellingen onvermijdelijk leiden tot verandering en vooruitgang. Dit idee van geschiedenis als een continue bevrijding van de geest is in sommige opzichten meer open voor de chaos en de onvoorspelbare aard van menselijke vrijheid. Misschien zou je zeggen dat Hegel de ‘chaos’ omarmt als een onmisbaar onderdeel van de vooruitgang, terwijl Machiavelli er alles aan doet om deze te onderdrukken.
Dadaïstische Revolutie: Machiavelli vs. Hegel
Stel je voor, een Dadaïstische scène waarin Machiavelli en Hegel samenkomen—twee filosofen die op het eerste gezicht niets met elkaar gemeen hebben, maar zich bevinden in de absurditeit van de geschiedenis:
- Machiavelli: hij draagt een scherp pak van strategische berekening, zijn ogen hard en koud van logica. Hij zegt: “Wat zijn de woorden van de dood, als niet de middelen om te overleven?”
- Hegel: hij draagt een mantel van abstracte dialectiek, zijn ogen zacht en diep van geschiedenis. “De dood is slechts een moment, een fasering in de bevrijding van de geest. De geschiedenis beweegt voort—wat we voor chaos houden is slechts de voortgang van de vrijheid.”
- Dada: in de hoek van deze strijd, de kunstenaar die niet luistert, maar schildert met verf van absurde beelden. “Wat is de betekenis van jullie woorden, als niet de leegte van de tijd? De enige werkelijkheid is de chaos, de absurditeit van alles wat jullie proberen te verklaren.”
In deze scène botst de pragmatische politiek van Machiavelli met de historische evolutie van Hegel, maar Dada ziet het allemaal als slechts een vertoning—aangewakkerd door de waanzin die elke poging om de werkelijkheid te begrijpen, subversief en absurd maakt.
“Nee,” antwoordde ze, “maar ze kan haar laten huilen, op een manier die de tranen doet glimmen als sterren.”