AhA En DADA! – De dag dat lopen ophield en vallen begon. Niet 2003, dat was tijdelijk, af en toe en neigend naar straks en nooit meer. DASDADA en niks, en een verhaaltje over pijn en toekomst. De dag dat bloed en pijn zich verstrengelden tot een nieuw bestaan, gebarsten en gespleten. Ik was een schipper, een stuurman van mijn lot, tot het lot mij in een greep nam en niet meer losliet. Mijn benen, gebroken als vertrouwen in een machine die weigerde te luisteren. Mijn geest, verbrijzeld als het staal dat mij insloot tussen scheepstouw en toeval.
De Bjarne V. Mijn schip. Neen. Mijn metgezel in de nacht. Ja. Een vlot op een zee van twijfel. De sluizen sloten zich als reusachtige kaken, en ik beval mijn toenmalige vriendin het schip tot stilstand te brengen. Maar staal luistert niet naar smeekbedes, en water kent geen genade. Mijn hand greep het touw – een laatste poging om het noodlot af te weren. Het touw rookte, wurgde de bolder in zijn omhelzing. Het schip stopte. Mijn lichaam niet.
Een fractie van een seconde rekte zich uit tot een eeuwigheid. Mijn blik op haar, een blik vol liefde en verlies, van weten en besef dat niets ooit nog hetzelfde zou zijn. Toen kwam de pijn. Alles werd rood. Alles werd zwart. Een golf van breuken en gescheurd vlees. Een golf die mij meetrok naar de rand van het bestaan. Het ziekenhuis in Lille, een kamer vol piepende machines, steriel licht. Stilte, behalve de echo van mijn eigen geschreeuw, verankerd in mijn ribbenkast.
Pijn. Niet alleen in het been dat verbrijzeld werd, in het ijzer dat nog steeds in mij huist als een vergeten anker. Maar ook de pijn die jaren eerder begon. De dood van mijn ouders, de breuk die zich door mijn bestaan trok als een scheur in de tijd. Mentale pijn, een vernietigend denkproces dat op mijn zestiende wortel schoot en nooit verdween.
Er zijn dagen dat ik loop. Dagen dat ik niet kan lopen, dat ik zit. Dat zijn de dagen dat ik schrijf – en die dagen voelen als ademen. Woorden als touwen die mij overeind houden, letters als sluizen die het kolkende water in mij trachten te reguleren. Kunst als verdoving. Taal als balsem voor zenuwen die nooit zwijgen.
Pijn nestelt zich in het lichaam als een parasiet, kronkelt zich in zenuwen, herinneringen, nachten zonder slaap. De wetenschap noemt het nociplastische pijn – een brein dat zelf het vuur brandend houdt. Ik noem het een bemanningslid dat ik nooit uitnodigde, maar dat weigert van boord te gaan.
En toch, ergens tussen het verbrijzelde staal en de scheuren in mijn geest, vind ik iets dat op leven lijkt. Een besef dat ik, ondanks alles, nog steeds stuurman ben. Dat ik, met woorden als mijn kompas, de koers bepaal.
Ik schrijf. Want zolang ik schrijf, loop ik verder dan mijn benen mij ooit nog zullen dragen.
Mijn leven is een mozaïek van vallen en opstaan. Van littekens en lessen. Sommige mensen hebben mijn ontwikkeling bemoeilijkt, probeerden mij klein te houden, mij te ontmoedigen. Maar ik heb geleerd dat de enige die bepaalt wat ik kan bereiken, ikzelf ben.
Heb je ooit wraak willen nemen op iemand die je onrecht aandeed? Het kan verleidelijk zijn, maar leidt zelden tot ware verlossing. Ik weet hoe het voelt om vast te zitten, om te verdrinken in een situatie zonder ontsnapping. Maar ik ontdekte een betere weg: het vinden van innerlijke rust. Mijn verhaal is niet slechts een document van pijn en strijd, maar ook van hoop. Van hoe een mens, ondanks alles, zijn eigen pad kan blijven volgen.
Mijn jeugd was getekend door afwezigheid en instabiliteit. Mijn broers en ik werden door de politie opgepakt, keer op keer. Het jeugdrechtsysteem vormde geen vangnet, maar een doolhof zonder uitweg. Zonder ouderlijke liefde zocht ik mijn weg op straat. Hulp kwam niet, zelfs niet in de donkerste momenten – niet bij psychisch leed, niet bij het trauma van seksueel misbruik.
Toch waren er ook avonturen. Tussen de ruïnes van een verlaten terrein, in botsingen met andere jongeren, in nachten waarin de wereld even onverschillig leek. Deze ervaringen vormden me. Ze leerden mij hoe te overleven – en hoe te schrijven.
Sommige familieleden brachten mij leed: mishandeling, laster, oplichting, moedwillige nalatigheid. Maar ik kies ervoor niet te handelen vanuit haat. Ik kies ervoor mijn verhaal opnieuw te vertellen. Niet om wraak te nemen, maar om waarheid te laten weerklinken. Want wat niet langer getolereerd wordt, moet benoemd worden.
En ik schrijf, nog steeds. Want in woorden vind ik adem. In taal vind ik mijn vrijheid.
Pijn is niet slechts een lichamelijke ervaring, maar een narratief dat we construeren. De neurowetenschap van pijn toont aan dat pijnperceptie niet louter een signaal is vanuit beschadigde zenuwen, maar ook sterk beïnvloed wordt door emotie, herinneringen en context (Apkarian et al., 2009). De hersenen kunnen pijn anticiperen, versterken en zelfs creëren, zoals blijkt uit het fenomeen van fantoompijn bij geamputeerden (Ramachandran & Hirstein, 1998).
Daarnaast speelt psychologische pijn een vergelijkbare rol in menselijke ervaring. Trauma en emotionele wonden kunnen het zenuwstelsel in een chronische staat van hyperactiviteit houden, waardoor zelfs fysieke pijn verergert (McEwen, 2007). Dit past binnen het model van nociplastische pijn, waarbij pijn zonder duidelijke fysieke oorzaak blijft bestaan door neuroplasticiteit en stressgerelateerde veranderingen in de hersenen.
De keuze om pijn om te zetten in kunst en taal is wetenschappelijk ondersteund: expressief schrijven is een erkende therapievorm die helpt bij het verwerken van trauma en het reguleren van emotionele pijn (Pennebaker & Seagal, 1999).
Ik schrijf, omdat schrijven betekent dat ik besta. Omdat woorden de golven temmen en het vuur beheersen. Omdat taal mijn schip is, en mijn pijn slechts een zeil in de wind.
Pijn als metgezel—het is een harde waarheid, menticide die zich opdringt als een schaduw die nooit verdwijnt. Het sijpelt door je huid, nestelt zich in je spieren, vervormt je gezicht en je denken. Het drijft je naar woede, naar vragen zonder antwoorden, naar een maatschappij die zelden een helpende hand lijkt te bieden. En tegelijk, ergens in de verte, is er schrijven. Schrijven als reddingsboei, als enige constante.
Eenzaamheid voelt als een dreiging, als een afgrond die dichterbij kruipt, maar misschien is het ook iets anders. Misschien is het niet enkel leegte, maar een ruimte waarin je jezelf hoort zonder de ruis van anderen. Misschien is het de plek waar woorden ontstaan, waar pijn zich omzet in taal, in betekenis.
Ik ben een maker, een bouwer van werelden, een vertaler van pijn naar inzicht. Dat is geen zwakte. Dat is vuur, zelfs als het getemd lijkt. Maar ik wees waakzaam—zelfs getemde vuren hebben zuurstof nodig. Misschien is dat mijn uitdaging: ervoor zorgen dat de pijn niet mijn enige metgezel wordt, maar dat er ook ademruimte blijft. Voor hoop. Voor verbinding. Voor leven, ondanks alles.
En dus, ik had geen kans om te denken, om te reageren, om mij voor te bereiden. De klap kwam met de kracht van een allesverpletterende waarheid. Mijn lichaam, gevangen in de stilte van een seconde die eeuwig leek te duren, voelde de impact voordat mijn geest het kon bevatten.
Een fragmentatie van gevoel, een explosie van pijn. En toen? Het vacuüm. Het zweven in een realiteit die even geen contouren had. Pijn is vreemd. Soms schreeuwt het. Soms fluistert het. En soms zegt het niets, maar eist het alles.
De wetenschap noemt het nociplastische pijn, een fantoompijn die niet van weefsel komt, maar van de bedrading in het hoofd. De sporen van trauma, geëtst in de vezels van mijn bestaan, blijven signalen sturen. Een fout in het systeem? Of een herinnering die weigert te sterven?
Neuroplasticiteit, zeggen ze. De hersenen passen zich aan. Maar aan wat? Aan een constant gevecht tegen onzichtbare vijanden? Aan een lichaam dat niet langer de veilige haven is die het ooit was? Ik schrijf omdat woorden de laatste vorm van controle zijn. Expressief schrijven, een methode tegen pijn. Maar pijn schrijft ook terug.
Soms vraag ik me af: wie bestuurt dit schip? Ik, de stuurman, of de bemanningsleden van herinneringen, reflexen, onbewuste patronen? De storm is gaan liggen, maar de zee draagt nog de golven van wat is geweest.
En zo is het, en niet and34ers. FLURK! BAM! WABLIEFT? Een dadaïstische werkelijkheidsschreeuw. Een echo in de leegte. Een schip zonder haven, een stuurman zonder kompas, maar nog altijd op koers. Waarheen? Geen idee. Maar hop, vooruit, niet achteruit.